Friesland

Afgerond onderzoek naar begraafplaatsen in Friesland

Bolsward – Friesland
In 1786 organiseerden de joden, die vanaf 1775 in Bolsward woonden, zich tot een Joodse gemeente.
Uit het reglement, dat bewaard wordt in het stadsarchief, kan worden opgemaakt, dat er toen een synagoge in gebruik was.
De eerste Joodse begraafplaats, ingericht in 1786, lag aan de Stadswal en werd waarschijnlijk ook door de Joodse gemeente van Sneek gebruikt.
Vanaf 1829 stond het gemeentebestuur van Bolsward toe dat een deel van de Algemene Begraafplaats als Joodse begraafplaats gebruikt werd.

In 1821 kreeg Bolsward de status van Ringsynagoge onder de Hoofdsynagoge Leeuwarden.
Tussen 1828 en 1842 was er in de plaats een vereniging tot ondersteuning van arme gemeenteleden actief.

Op dezelfde plaats waar de eerste synagoge stond werd in 1840 een nieuw gebouw ingewijd.

Vanaf het einde van de achttiende eeuw werd in Bolsward godsdienstonderwijs gegeven, maar tegen het einde van de negentiende eeuw liep het aantal leerlingen zodanig terug dat de school werd opgeheven. Ook de kerkelijke gemeente kampte met een daling van het aantal leden.

In 1846 had de Joodse Gemeente het hoogste aantal leden.Uit een totaal bevolking van 4500 inwoners, waren er 132 Joods, maar vanaf 1880 was er een snelle teruggang

In 1911 werd de Joodse gemeente van Bolsward bij die van Sneek gevoegd.
In 1930 was er nog maar 1 Joodse inwoner.
De niet meer in gebruik zijnde synagoge werd verkocht. Het pand werd in 1991 gesloopt.
De Joodse begraafplaats wordt thans door de plaatselijke overheid onderhouden.

[ Bronnen: website van het Joods Historisch Museum and het Drieluik bij Akevoth: – Kehilloth – Bolsward ]
Gorredijk – Friesland
De eerste Joden vestigden zich in de tweede helft van de achttiende eeuw in Gorredijk, waar geen economische beperkingen voor Joden waren.
Rond 1800 was het aantal Joden groot genoeg om een gemeente te organiseren.

In 1804 werd een begraafplaats gekocht in Kortezwaag, ter vervanging van de begraafplaats in Noordwolde.
Aanvankelijk kwam men voor de godsdienstoefeningen bijeen in een lokaal aan de Noordoost-Dubbelestraat.
In 1807 werd aan de Langewal een kleine synagogeingewijd, die tien jaar later uitgebreid werd met een school en een onderwijzerswoning. De school werd in 1856 vervangen door een nieuw gebouw.

In 1817 werd Gorredijk een Ringsynagoge in het kader van de ressortale indeling van het Nederlands Israelitisch Kerkgenootschap.
Bijkerken waren Noordwolde, Drachten (tot 1821) en Heerenveen.
Naast de kerkenraad en het kerkbestuur waren de volgende organisaties actief: een genootschap voor talmoedstudie en verzorging van de doden voor mannen, een begrafenisvereniging voor vrouwen en een vereniging, die verantwoordelijk was voor het plaatsen van grafstenen.
Vanaf het eind van de negentiende eeuw was er ook een afdeling van de Alliance Israelite Universelle.
In 1853 werd door de Joodse gemeente een armhuis opgericht. Een Joodse toneelgroep gaf in 1871 enige opvoeringen.

Al voor de Tweede Wereldoorlog was de Joodse gemeenschap in en rond Gorredijk zo klein geworden, dat er slechts nog onregelmatig godsdienstoefeningen gehouden konden worden.
Vanaf september 1942 werd het overgrote deel der Joden uit Gorredijk en omgeving gedeporteerd en vervolgens in de concentratiekampen vermoord. Slechts enkelen doken onder.
In de omgeving hebben tijdens de bezetting nog enkele tientallen Joden uit andere plaatsen ondergedoken gezeten.

De Joodse gemeente Gorredijk werd in 1948 opgeheven en bij die van Leeuwarden gevoegd.
De synagoge, die de oorlogsjaren doorstaan had, werd in 1953 wegens de bouwvallige staat afgebroken.
De gemeente Opsterland, waartoe Gorredijk behoort, zorgt voor het onderhoud van de Joodse begraafplaats aan de Dwarsfeart.

In 1956 is een gedenksteen aan een pand in de Hoofdstraat aangebracht, ter herinnering aan de verdwenen Joodse inwoners van Gorredijk.
In april 2001 werd in het Van Haersmapark te Drachten een monument onthuld ter nagedachtenis aan de 14 Joodse inwoners van Drachten en Smallingerland die in de Tweede Wereldoorlog omkwamen.

Aantal Joden in Gorredijk en omgeving:

1798  39
1809  70
1840 153
1869 186
1899 137
1930  47

[ Bron: Joods Cultureel Kwartier ]


Joodse begraafplaats aan de Dwarsfeart te Gorredijk

In 1804 werd nabij Kortezwaag als begraafplaats een stuk heide gekocht in het Blinewyksbosk (dat in 1832 behoorde aan grietman Saco van Tijens), ten zuiden van de Dwarsfaert., later ook Joadebos genoemd.

Van Gorredijk bestaat een begraafboek aanvangend in 1819, tot aan 1939.
Het kadaster van 1832 vermeldt: perceel Laz D682 ;1480 m² De oudste steen dateert van 1807.
Aantal bewaard gebleven grafstenen: 112 , tot 1939.
Aantal overleden Joden: ca 209 (inclusief overig Opsterland (6) en Smallingerland (4; tussen 1855-1927).
Ook voor overledenen uit Drachten werd deze begraafplaats gebruikt.
De gemeente Opsterland verzorgt het onderhoud.
Tevens vermeldt het kadaster in 1832 een perceel in Gorredijk zelf: Gorredijk C181, kerk en begraafplaats ;240 m².
Of hier werkelijk begraven is, is onwaarschijnlijk. Dit was dan nabij de synagoge.
Het aantal Joden geboren in Opsterland , omgekomen in concentratiekampen in de Tweede Wereldoorlog, bedraagt 88 personen.

[ Bron: Museum Opsterlân ]
Harlingen – Friesland
Aan het einde van de zeventiende eeuw vestigden de eerste Joden zich in Harlingen. In de loop van de achttiende eeuw groeide het aantal Joden dat het poorterschap verwierf tot rond de twintig. Zij waren afkomstig uit alle windstreken, de meesten van hen waren werkzaam als handelaar, straatventer en ritueel slachter.ook rond 1900 waren de meesten actief in de handel en de slachterij of als borstel- of sigarenmaker.
Al in de jaren zestig van de achttiende eeuw was er sprake van een georganiseerde Joodse gemeente, waarbinnen gezamenlijke godsdienstoefeningen werden gehouden.
Aanvankelijk werd er gebeden in een prive-woning en op de zolder van een pakhuis; eind 1812 werd een synagoge ingewijd aan de Raamstraat.

Armenzorg en liefdadigheid waren in handen van de Joodse gemeente.

Na de burgerlijke gelijkstelling nam het ledental van de Joodse gemeenschap gestaag toe. Dit hing tevens samen met de economische opbloei van de plaats. Vanaf 1830 viel de Joodse gemeente van Franeker onder het gezag van die van Harlingen. Sommige Joden namen actief deel aan het openbare leven van Harlingen, maar geen van hen bracht het tot een functie in het stadsbestuur. Naast een Joodse school telde de Joodse gemeente van Harlingen ook diverse genootschappen, waaronder een begrafenisgenootschap, een vrouwengenootschap en een afdeling van de Alliance Israelite Universelle. Van de vijf leden van het kerkbestuur was er tevens een `penningmeester van de belangenvereniging voor het Heilige Land.

De synagoge werd zowel in 1877 als in 1897 gerestaureerd en uitgebreid.

Ondanks hun betrekkelijke welvaart liep het aantal leden van de Joodse gemeente in het begin van de twintigste eeuw snel terug door de trek naar de grote steden. Toch werden er in die periode nog een nieuw vrouwengenootschap en een toneelvereniging opgericht.

Tijdens de bezetting zijn in de loop van 1942 en 1943 alle Joodse inwoners van Harlingen gedeporteerd en vermoord. De synagoge werd getroffen tijdens een bombardement. De Torarollen en de rituele voorwerpen, die reeds verstopt waren, zijn onbeschadigd gebleven en na de oorlog overgebracht naar Israel. In 1947 is de Joodse gemeente Harlingen opgeheven en bij die van Leeuwarden gevoegd.

De begraafplaats
De oudste nog leesbare grafschriften op de Joodse begraafplaats langs de Stadsmuur aan de Willemskade wijzen erop dat deze begraafplaats al in het midden van de achttiende eeuw in gebruik werd genomen.
De oude begraafplaats aan de Willemskade werd in 1953 geruimd. De stoffelijke resten zijn overgebracht naar de nieuwe begraafplaats. Hier herinnert sinds 1965 een gedenksteen aan de omgebrachte Joodse plaatsgenoten. Ook in de Raamstraat, op de plek waar eens de synagoge stond, is een gedenkteken aangebracht.
De begraafplaats wordt tegenwoordig door de plaatselijke autoriteiten onderhouden.
De oude begraafplaats aan de Willemskade werd in 1870 gesloten.
Een deel van de algemene begraafplaats aan de huidige Begraafplaatslaan, bij de watertoren, werd tot Joodse begraafplaats bestemd.
Dit gedeelte werd in 1909 uitgebreid.
Kenmerkend voor deze begraafplaats is het relatief groot aantal kindergraven als ook de massagraven van de overgebrachte stoffelijke resten, voornoemd.
Deze laatsten zijn slechts aangegeven met een steen met enkele woorden, waar naar de mening van de bewerkers een wat meer eerbiedige en uitgebreidere tekst ter ere van de overledenen op zijn plaats zou zijn geweest.

Tevens wordt verwezen naar de Database van Chaim Caran in het Archief van Akevoth, gebaseerd op het “Harlingen Burial Register”. Onderzoek wees uit dat dit register niet vrij is van onjuistheden, desondanks is deze DB waardevol omdat deze genealogische gegegevens bevatten welke buiten het bestek van de bewerking van het Stenen Archief vallen.

[ Bron: Gedeeltelijk ontleend aan Joodse Gemeenten – Harlingen op de website van het Joods Cultureel Kwartier ]
Heerenveen – Friesland
Heerenveen telde in 1781 een (1) Joodse inwoner. In de daarop volgende decennia groeide de Joodse bevolking tot vier families. Deze vroegen in 1813 aan het Consistorie te Leeuwarden toestemming voor het houden van synagogediensten op de Hoge Feestdagen. In 1817 werd Heerenveen een zelfstandige Joodse gemeente die twee jaar later een synagoge betrok aan de Heerenwal.

In de jaren zeventig van de negentiende eeuw bereikte deze gemeente, die ook de streken Haskerland, Schoterland en een deel van Weststellingerwerf omvatte, haar grootste ledental.
De synagoge werd in 1892 verbouwd en in 1893 opnieuw ingewijd. De meeste Joden woonden in de directe omgeving van de synagoge of aan de Molenwijk en in de omliggende stegen. Zij waren werkzaam in de handel in kleding en als slagers.

De Joodse begraafplaats van Heerenveen
De oudste Joodse begraafplaats, gelegen in Veensluis op de grens van ’t Meer en De Knipe, was in gebruik tussen 1860 en 1880. In 1883 werd een begraafplaats aangekocht met geld uit een donatie van de familie Rothschild.
Heerenveen had een vrouwen- en een mannengenootschap, waarschijnlijk voor de verzorging van zieken en van begrafenissen. Ook was er een vrouwengenootschap dat zich bezig hield met het onderhoud van de synagoge.
In 1933 werd de Joodse gemeente van Heerenveen bij die van Sneek gevoegd. In hetzelfde jaar is de synagoge afgebroken. Een gedenksteen van de synagoge bevindt zich in de plaatselijke oudheidkamer.
De beide Joodse begraafplaatsen worden onderhouden door de lokale overheid.
Lemmer – Friesland
In de veertiger jaren van de achttiende eeuw woonde er in Lemmer tenminste 1 Joodse familie. Joden die gebruik maakten van het veer Amsterdam – Lemmer, konden vanaf 1770 koosjer voedsel kopen in de Herbergh De Wyldeman, die beheerd werd door een niet-Joodse eigenaar.

In 1801 werd een stuk grond aangekocht aan de voet van de Zeedijk, waar een Joodse begraafplaats werd ingericht. De oudste grafsteen dateert van 1817. Overstromingen maakten het noodzakelijk om elders te begraven, vandaar dat er in 1876 een begraafplaats in Tacozijl is ingericht. Aan de Schans te Lemmer was vanaf 1820 een synagoge in gebruik die in 1866 met behulp van het stadsbestuur werd opgeknapt.

De synagoge is tot 1920 in gebruik geweest en werd daarna verkocht en verbouwd tot woonhuis. In 1924 werd Lemmer bij het gebied van de Joodse gemeente Sneek gevoegd. De enige Joodse vereniging die Lemmer gekend heeft hield zich bezig met Torastudie en het verzorgen van begrafenissen en werd pas in 1906 opgericht.

Het kleine aantal Joden dat in 1941 nog in Lemmer woonde is tijdens de Duitse bezetting gedeporteerd en vermoord. Hun namen staan vermeld op een gedenksteen op de Joodse begraafplaats te Tacozijl. Deze begraafplaats werd in 1989 geheel gerestaureerd en wordt thans onderhouden door de Friese natuurbeschermingsvereniging It Fryske Gea.

[ Ontleend aan: Joods Historisch Museum-website ]

Opmerkelijk is het aantal stenen, dat (hoogstens met toevoeging van T N Ts B H in het Hebreeuws)geen Hebreeuwse tekst bevat, doch uitsluitend Nederlands.
In de periode waarover het gaat (eind 19e, begin 20e eeuw) was dit nog niet gebruikelijk.

Aantal joden in Lemmer:
1809  32
1840  71
1869 109
1899  53
1930  12

en_USEnglish